Paragrafen

2. Weerstandsvermogen en risicobeheersing

Wetenschappelijke of algemeen geldende normen voor de gewenste omvang van het weerstandsvermogen zijn er niet. Uitgangspunt is dat de omvang van het weerstandsvermogen in verhouding moet staan tot de risico’s die de gemeente loopt. Iedere organisatie zal aan de gewenste omvang op haar eigen wijze, gelet op haar eigen situatie, invulling moeten geven.

Bij het kwantificeren van risico’s wordt aangesloten bij de kans dat zich een risico voordoet en de financiële schade die daaruit kan voortvloeien. Bij elk risico is door de risicobeheerders aangegeven hoe groot de kans is dat zich een risico voordoet. De inschatting van een risico kan bijvoorbeeld gebaseerd zijn op ervaringsgegevens.

In de praktijk worden vijf risicoklassen gehanteerd. De indeling is gebaseerd op het aantal keren dat een risico zich in/over de jaren kan voordoen. Aan elke klasse is een percentage gehangen dat vermenigvuldigd wordt met het financiële gevolg. Ook deze zijn ingedeeld in (vijf) klassen. Die loopt op van € 25.000 - € 50.000 tot groter dan € 750.000.

Kans (klasse)

Referentiebeelden

Kwantitatief

Gevolg (klasse)

Financieel gevolg

1

< of 1 keer per 10 jaar

10%

1

€ 25.000 - € 50.000

2

1 keer per 5 - 10 jaar

30%

2

€ 50.000 - € 100.000

3

1 keer per 2 - 5 jaar

50%

3

€ 100.000 - € 250.000

4

1 keer per 1 - 2 jaar

70%

4

€ 250.000 - € 750.000

5

1 keer per jaar of vaker

90%

5

> € 750.000

Deze pagina is gebouwd op 11/21/2023 15:59:58 met de export van 11/21/2023 15:46:11